Werkblad: Mijn oude pad & mijn nieuwe pad

Thema: Gewoonten begrijpen en veranderen

“Wat je vaak doet, wordt een pad. Wat je beloont, houd je in stand.”

1. Mijn oude gewoonte (het ingesleten pad)

Wanneer treedt dit gedrag vaak op?

(Situatie, tijdstip, stemming, plek, persoon) Bijvoorbeeld: Als ik gespannen ben, als ik alleen thuis ben, na een moeilijke dag.

Wat doe ik dan vaak automatisch?

(Gedrag, reactie, handeling) Bijvoorbeeld: Ik trek me terug, ik rook, ik ga piekeren, ik word boos.

Wat levert dit me op op de korte termijn?

(Opluchting, rust, controle, afleiding?) Bijvoorbeeld: Het geeft me even rust / het voorkomt een conflict / ik voel me niet zo alleen.

2. Wat zou ik liever willen?

Wat zou ik liever doen in zulke situaties?

(Nieuwe gewoonte / gedrag dat helpender is) Bijvoorbeeld: Iemand bellen, ademhalen, iets opschrijven, juist mijn gevoel delen.

Wat zou me dit op de langere termijn kunnen opleveren?

(Meer zelfvertrouwen, betere relaties, minder spanning?) Bijvoorbeeld: Ik voel me minder alleen / ik krijg meer grip op mijn emoties.

3. Mijn nieuwe pad: klein stapje

Wat is een klein concreet stapje dat ik de komende week wil oefenen?

Bijvoorbeeld: Als ik me gespannen voel, dan ga ik 1 minuut ademhalen vóór ik iets doe.

Wanneer en waar ga ik dit doen?

Bijvoorbeeld: Elke ochtend voor het werk. Of: wanneer ik merk dat ik wil vluchten.

4. Mogelijke valkuilen of terugvalmomenten

Wat zou het moeilijk kunnen maken om dit vol te houden?

(Gedachten, verleiding, vermoeidheid, omgeving)

Bijvoorbeeld: “Het werkt toch niet”, of: “Ik ben te moe.”

Wat helpt me dan om toch mijn nieuwe pad te blijven lopen?

Bijvoorbeeld: Een herinnering ophangen, een steunpersoon bellen, mild blijven.

“Ik hoef niet perfect te zijn. Elke keer dat ik oefen, maak ik mijn nieuwe pad een beetje sterker.”