Opvoeden is een uitdagende taak, die nog complexer wordt wanneer ouders zelf kampen met psychische kwetsbaarheden of verslavingsproblemen. Veel ouders worstelen met de vraag of hun eigen problemen invloed hebben op hun kinderen. Een veelgehoorde uitspraak is: “Met mij gaat het niet goed, maar mijn kinderen merken er niets van.” Hoewel deze gedachte begrijpelijk is, toont onderzoek aan dat kinderen veel meer oppikken dan we denken.
Kinderen van Ouders met Psychische Problemen en/of Verslavingsproblemen (KOPP/KOV) groeien op in een omgeving waarin extra uitdagingen aanwezig zijn. Voor eenieder, gezond of ziek, is opvoeden van tijd tot tijd een lastige, vermoeiende klus. Maar als je ook nog psychiatrische en/of verslavingsproblemen hebt, wordt het opvoeden wel heel zwaar. Dit proces raakt niet alleen jou als ouder, maar ook je kind.
Psychiatrische problemen en/of verslaving kunnen je manier van opvoeden veranderen. Soms gebeuren er dingen in het gezin die je niet in de hand hebt, maar waarover praten lastig is. Je probeert er het beste van te maken, maar merkt dat het opvoeden steeds zwaarder valt. Door de eigen problemen verandert de omgang met je kind, en kun je je als ouder tekortgeschoten voelen. Deze gevoelens kunnen leiden tot onzekerheid over je ouderrol.
KOPP/KOV-kinderen lopen twee tot vier keer meer kans dan andere kinderen om zelf ook psychische problemen of een verslaving te ontwikkelen, in hun jeugd of als ze volwassen zijn. Als één van de ouders een stemmings- of angststoornis heeft, is de kans 65% dat het kind hier voor zijn/haar 35e levensjaar ook last van krijgt. Bij andere kinderen is dat 35%. Naast het risico op het ontwikkelen van psychische problemen, kunnen KOPP/KOV (op de lange termijn) ook andere problemen ervaren, zoals:
Herken je dit?
Ik wil mijn kind een fijne jeugd geven, maar door mijn somberheid ontbreekt de energie daarvoor.
Waarom raak ik toch steeds zo snel geïrriteerd door de kinderen? Ik wou dat ik het anders kon doen.
De dagen voelen eindeloos, en als de kinderen uit school komen, weet ik niet wat ik met ze moet doen.
Ik weet niet meer goed wat er in mijn kind omgaat, omdat ik zelf alleen maar aan het overleven ben.
Ik wil anders met mijn kind omgaan, maar ik weet niet hoe ik dat moet aanpakken.
Ik ben somber en mijn partner drinkt te veel. We kunnen de kinderen niet de opvoeding geven die we eigenlijk willen.
Als mijn hoofd vol zit, wil ik rust in huis. Maar als de kinderen lawaai maken, verlies ik mijn geduld en schreeuw ik tegen ze.
Onze financiën zijn een constante zorg. Alleen al de gedachte eraan maakt me paniekerig, en soms trek ik mijn haren uit waar mijn kind bij is. Dat wil ik niet, maar hoe houd ik mezelf in bedwang?
Een stem in mijn hoofd zegt dat ik een slechte ouder ben. Soms denk ik dat iedereen beter af is zonder mij, ook mijn kind.
Ik kan niet zonder mijn medicijnen, maar daardoor voel ik me zo afgevlakt dat ik geen aandacht meer heb voor mijn kinderen.
Het gaat zo slecht met me dat ik volgende week word opgenomen in een psychiatrische kliniek. Maar hoe vertel ik dit aan mijn kinderen?
Ik gebruik dagelijks blowtjes om rustig te blijven. Anders sla ik alles kapot. Maar hoe zorg ik dat mijn kind hier niet mee in aanraking komt?
Wat vertel ik mijn kind over mijn ziekte? Ik weet zelf nauwelijks wat er aan de hand is.
Kinderen merken het vaak als ouders problemen hebben, zelfs als ouders dat niet doorhebben. Ze kunnen kleine signalen oppikken, zoals een ouder die meer tijd in bed doorbrengt, sneller geïrriteerd raakt of stiller is aan tafel. Ze letten ook op minder oogcontact, een gespannen sfeer of veranderingen in routines. Kinderen voelen deze veranderingen haarfijn aan, hoe jong ze ook zijn.
Voor kinderen zijn ouders de belangrijkste mensen in hun leven. Als ouder probeer je misschien je klachten te verbergen, maar kinderen zien vaak meer dan je denkt. Ook als ze nog jong zijn of niet precies begrijpen wat er speelt, voelen ze aan dat er iets mis is.
Kinderen reageren op hun eigen manier op problemen binnen het gezin. Veel kinderen willen begrijpen wat er aan de hand is en stellen vragen of zoeken zelf naar antwoorden. Als ze geen uitleg krijgen of het gedrag van hun ouder niet begrijpen, kan dat verwarring en angst veroorzaken. Dit kan zich uiten in boosheid, teruggetrokken gedrag, aandacht vragen of piekeren. Zonder steun kan dit op latere leeftijd leiden tot psychische klachten of verslavingsproblemen.
Een voorbeeld: Tim, een jongen van 10, merkte dat zijn moeder vaak moe en stil was. Hij dacht dat hij iets fout had gedaan. Toen zijn moeder uitlegde dat ze stress had op haar werk, voelde Tim zich opgelucht en begreep hij dat het niet zijn schuld was. Hierdoor durfde hij meer vragen te stellen.
Kinderen kunnen op verschillende manieren omgaan met een kwetsbare ouder:
Actief aanpakken: Sommige kinderen proberen de situatie op te lossen, bijvoorbeeld door het huishouden over te nemen. Dit kan hen een gevoel van controle geven, maar kan ook leiden tot overbelasting en machteloosheid.
Aanpassen: Andere kinderen proberen zich aan te passen door positief te denken of zichzelf af te leiden. Dit verkleint de kans op emotionele problemen, zolang ze zichzelf niet overbelasten.
Afstand nemen: Sommige kinderen trekken zich terug of vermijden de situatie. Hoewel dit tijdelijk kan helpen, vergroot het op de lange termijn het risico op emotionele problemen.
Naast copingstrategiën nemen kinderen vaak bepaalde rollen aan binnen een gezin met een kwetsbare ouder. Misschien herken je jezelf in een van deze rollen:
"De held": Dit kind neemt verantwoordelijkheden over, zoals het huishouden of de zorg voor broertjes en zusjes. Het lijkt voorbeeldig, maar kan zich eenzaam voelen.
"De aanpasser": Dit kind trekt zich terug en probeert de problemen te negeren. Het lijkt onopvallend, maar voelt zich vaak machteloos.
"Het zwarte schaap": Dit kind trekt aandacht door negatief gedrag, zoals ruzie maken of met verkeerde vrienden omgaan. Het laat zien dat het gekwetst is.
"De hulpverlener": Dit kind helpt anderen en probeert conflicten op te lossen. Het voelt goed aan hoe anderen zich voelen, maar vergeet vaak zichzelf.
"De clown": Dit kind gebruikt humor om de spanning te verlichten. Achter het vrolijke gedrag schuilen vaak angst en onzekerheid.
Veranderingen in gedrag kunnen erop wijzen dat een kind ergens mee zit. Dit kan variëren van bedplassen en spijbelen tot minder opvallend gedrag, zoals stil worden of zich terugtrekken. Vraag leerkrachten of vrienden of zij iets hebben opgemerkt en bespreek dit met je kind. Wees open en overval je kind niet met hulpverlening zonder dit eerst te bespreken. Zo bewaak je het vertrouwen.
Kinderen beschouwen hun ouders vaak als onverwoestbare superhelden. Als een ouder somber, prikkelbaar of teruggetrokken is, kunnen kinderen dit op zichzelf betrekken. Gedachten zoals “Het is mijn schuld dat mama verdrietig is” komen veel voor. Eerlijke en eenvoudige uitleg kan deze schuldgevoelens voorkomen.
Een voorbeeld: Linda (39) vertelde haar kinderen over haar depressieve gevoelens. “Ik was bang dat het ze zou belasten, maar mijn oudste trok zich steeds meer terug. Toen ik uitlegde dat mijn verdriet niet hun schuld was, ontspande hij zichtbaar en stelde hij vragen.”
Kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP) of verslavingsproblemen (KOV) lopen meer risico op:
Overnemen van taken: Kinderen voelen zich verantwoordelijk en nemen taken op zich die niet bij hun leeftijd passen.
Schaamte: Ze nodigen geen vriendjes uit uit angst voor de thuissituatie.
Sociale en schoolse moeilijkheden: Schoolverzuim en moeite met vriendschappen zijn veelvoorkomende gevolgen.
Emotionele belasting: Kinderen ontwikkelen een verhoogd bewustzijn van spanningen en emoties thuis.
Een voorbeeld: Emma (15) zorgde voor haar moeder met een angststoornis. Hoewel ze sterk leek, had ze moeite met haar grenzen en voelde ze zich schuldig als ze tijd voor zichzelf nam. Met hulp leerde ze haar gevoelens te delen en om hulp te vragen.
KOPP/KOV-kinderen hebben twee tot vier keer meer kans op psychische problemen of verslavingen. Zo heeft een kind met een ouder met een stemmings- of angststoornis 65% kans om voor hun 35e ook psychische problemen te krijgen, tegenover 35% bij andere kinderen. Dit benadrukt het belang van tijdige ondersteuning.
Openheid kan helpen: Sophie (41) vertelde haar dochter eerlijk over haar angsten. “Ik was bang dat ze me een slechte moeder zou vinden, maar nu begrijpt ze me beter en voelt ze zich veiliger.”
Ouders willen hun kinderen vaak beschermen door problemen te verbergen, maar dit kan misverstanden en isolatie veroorzaken. Patronen doorbreken begint met kleine stappen: wees eerlijk, communiceer open en geef eenvoudige uitleg. Door kwetsbaar te zijn, geef je kinderen een waardevol voorbeeld van hoe ze op een gezonde manier met emoties en uitdagingen kunnen omgaan.
Ouders vinden het vaak lastig om persoonlijke problemen te delen met hun kinderen. Toch kan openheid een belangrijke stap zijn naar begrip en vertrouwen binnen het gezin. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat kinderen beter omgaan met situaties waarin ze eerlijke en duidelijke informatie krijgen over wat er speelt. Dit helpt hen om piekeren en schuldgevoelens te voorkomen. Het is begrijpelijk dat je jouw kind wilt beschermen tegen zorgen. Toch voelen kinderen zich vaak beter als ze begrijpen wat er met hun ouder aan de hand is. Open en eerlijke communicatie kan voorkomen dat kinderen gaan piekeren, zich schuldig voelen, of hun eigen verklaringen bedenken. Als ouder ken jij je kinderen het beste. Je weet hoe ze reageren en wat ze aankunnen. Het kan daarom prettig zijn om het gesprek zelf aan te gaan. Hieronder vind je tien tips om je hierbij te helpen.
1. Kies het juiste moment.
Sommige kinderen vinden het fijn om te praten tijdens een activiteit, zoals afwassen, tekenen, of voor het slapengaan. Let op signalen die aangeven dat je kind klaar is voor een gesprek, zoals vragen stellen, stil gedrag of vaker jouw nabijheid zoeken. Dit kan hen op hun gemak stellen. Als je kind niet wil praten, toon begrip en vraag of jullie op een ander moment samen kunnen praten.
2. Gebruik je eigen woorden.
Bedenk van tevoren wat je wilt vertellen. Kies informatie die passend is bij de leeftijd van je kind. Houd het bij de hoofdlijnen en vermijd te veel details. Voor jonge kinderen kun je bijvoorbeeld zeggen: “Mama heeft soms een regenwolkje in haar hoofd.” Voor oudere kinderen kun je uitleggen: “Ik heb last van sombere gedachten, wat betekent dat ik me vaak verdrietig voel zonder een duidelijke reden.” Geef ook een duidelijke naam aan wat er speelt, zoals “depressie”, “ziekte” of “een verdrietige periode”. Leg uit wat je kind kan verwachten, bijvoorbeeld: “Ik ga elke week met iemand praten die mij helpt om beter te worden,” of “Je zult wat vaker bij opa en oma zijn.”
Het Trimbos-instituut heeft fijne voorleesboekjes voor verschillende leeftijden gemaakt die je hierbij kunnen helpen. Onderaan deze pagina vind je de links.
3. Wees eerlijk.
Neem de tijd en vertel niet alles in één keer. Vraag tussendoor of je kind begrijpt wat je hebt verteld en nodig hen uit om vragen te stellen. Als je geen antwoord weet, zeg dan eerlijk: “Ik weet het niet, maar we kunnen het samen uitzoeken.”
4. Toon je emoties: laat zien dat gevoelens er mogen zijn.
Je mag best laten zien dat je verdrietig of emotioneel bent. Dit leert je kind dat emoties er mogen zijn en helpt hen om hun eigen gevoelens te begrijpen en uit te drukken. Door je emoties te tonen, geef je het voorbeeld dat het oké is om open te zijn over wat je voelt. Als je erg overstuur raakt, neem dan een pauze en vervolg het gesprek later. Zo laat je ook zien hoe je op een gezonde manier met sterke emoties kunt omgaan.
5. Luister naar je kind.
Geef je kind de ruimte om hun gevoelens en gedachten te delen. Luister met aandacht en neem hen serieus, ook als hun mening anders is dan de jouwe. Soms helpt het kinderen om hun gevoelens te tekenen.
6. Neem schuldgevoelens weg.
Vertel je kind dat jouw problemen niet hun schuld zijn en dat ze niet verantwoordelijk zijn voor jouw herstel. Moedig hen aan om leuke dingen te doen, zoals afspreken met vrienden of sporten. Laat weten dat het jou juist goed doet als zij plezier hebben.
Yun (44): “Ik probeer mijn kinderen uit te leggen dat mijn depressie nooit hun schuld is, ook niet als ik een slechte dag heb.”
7. Moedig praten met anderen aan: zorg voor een steunnetwerk.
Geef je kind de ruimte om met anderen te praten over jouw situatie, zoals een familielid, leerkracht, of mentor. Dit kan hen helpen om hun gevoelens te uiten.
Astrid (39): “Ik heb mijn kinderen verteld dat ze altijd met mij, hun vader of zelfs de buurvrouw mogen praten over mijn angststoornis.”
8. Normaliseer psychische problemen.
Leg uit dat psychische problemen niet is om voor te schamen, ook al begrijpen anderen dit soms niet. Dit kan helpen om stigmatisering te verminderen en je kind weerbaarder te maken. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: “Mijn ziekte is net zoals een gebroken been: je ziet het niet altijd aan de buitenkant, maar het heeft tijd nodig om te genezen.” Dit soort vergelijkingen kan kinderen helpen om het beter te begrijpen en hen geruststellen dat hulp mogelijk is.
9. Vraag om advies en zoek ondersteuning.
Vind je het lastig om alles zelf uit te leggen? Vraag advies aan een partner, familielid, of professional. Je kunt ook samen met een hulpverlener je verhaal doen aan je kind.
10. Zorg voor een veilige omgeving.
Zorg ervoor dat je kind zich veilig voelt om zijn of haar gevoelens te delen. Maak duidelijk dat er geen goede of foute antwoorden zijn en dat alle vragen welkom zijn.
Tip 1: Wees open en eerlijk
Leg op een rustige en eenvoudige manier uit wat er speelt en neem de tijd om alles goed te bespreken. Vraag regelmatig of je kind begrijpt wat je hebt uitgelegd. Als je een vraag niet kunt beantwoorden, is het prima om te zeggen: "Ik weet het niet." Sommige kinderen voelen zich meer op hun gemak tijdens een gesprekje, bijvoorbeeld tijdens het afwassen of op de rand van het bed.
Tip 2: Luister met aandacht
Een goed gesprek begint met luisteren. Neem de gevoelens en ervaringen van je kind serieus, zelfs als deze verschillen van jouw eigen perspectief. Laat merken dat je er voor hen bent.
Tip 3: Let op het gedrag van je kind
Kinderen communiceren vaak via hun gedrag hoe ze zich voelen. Signalen zoals bedplassen, spijbelen of teruggetrokken gedrag kunnen duiden op onderliggende zorgen. Vraag ook aan de leerkracht of vrienden of zij iets bijzonders opmerken.
Tip 4: Maak duidelijk dat het niet hun schuld is
Zorg dat je kind begrijpt dat jouw problemen niet hun verantwoordelijkheid zijn. Moedig je kind aan om plezierige activiteiten te blijven doen. Laat weten dat je het fijn vindt als zij genieten, zelfs als jij je minder goed voelt.
Tip 5: Creëer structuur en voorspelbaarheid
In tijden van onzekerheid biedt een vaste dagelijkse routine houvast. Zorg ervoor dat school, huiswerk en sportactiviteiten doorgaan zoals gewoonlijk.
Tip 6: Schakel hulp in van anderen
Je hoeft het niet alleen te doen. Vraag om hulp bij familieleden, buren, leraren of andere ouders. Samen kun je de zorg voor je kind delen.
Tip 7: Informeer de school
Als de leerkracht op de hoogte is van de situatie, kan hij of zij je kind beter begeleiden en ondersteunen op school.
Tip 8: Stimuleer contact met een vertrouwenspersoon
Soms willen kinderen praten met iemand anders dan hun ouders. Moedig dit aan en laat je kind weten dat dit geen vorm van "roddelen" is, maar een gezonde manier om gevoelens te delen.
Tip 9: Zoek lotgenotencontact
Het kan een grote opluchting zijn voor je kind om met andere kinderen te praten die in een vergelijkbare situatie zitten. Door het hele land zijn er speciale groepen voor KOPP/KOV-kinderen. Je huisarts of hulpverlener kan je hierover meer informatie geven.
Tip 10: Toon dagelijks liefde en steun
Ondanks alle problemen is het voor je kind het allerbelangrijkste om te weten dat jij van hem of haar houdt. Laat dit elke dag blijken met een glimlach, een knuffel en oprechte aandacht.
Kinderen hebben een omgeving nodig waarin ze zich geliefd, veilig, welkom en gesteund voelen. Een omgeving die niet hun angsten en onzekerheden voedt, maar deze in toom houdt en hun ontwikkeling stimuleert. Hieronder volgt een overzicht van wat zo'n omgeving inhoudt:
Ruimte om gevoelens te uiten en begrip te ervaren: Kinderen moeten hun emoties kunnen uiten en iemand tegenover zich hebben die deze erkent en begrip toont.
Serieus genomen worden: Het is belangrijk dat er met hen rekening wordt gehouden. Luister goed naar kinderen, ook als het om kleine dingen gaat.
Liefdevolle bejegening: Laat liefde en respect zien in het contact met je kind.
Structuur en leiding:
Kinderen hebben structuur nodig (bijvoorbeeld vaste tijden voor eten en slapen).
Daarnaast hebben ze leiding nodig, zodat ze weten wat er van hen wordt verwacht. Dit helpt hen te begrijpen hoe ze zich binnen grenzen moeten gedragen.
Ouders die op deze manier leiding geven, bieden veiligheid en bescherming.
Geduld: Kinderen leren langzaam en hebben geduldige begeleiding nodig. Rustig en geduldig blijven is cruciaal, ook als het geduld van ouders wordt getest.
Ruimte om zelfstandig te worden: Geef kinderen de kans om te laten zien wat ze kunnen. Fouten maken is een essentieel onderdeel van leren.
Een inspirerend voorbeeld: Ouders zijn een belangrijk voorbeeld voor hun kinderen. Laat zien hoe je wilt dat ze zich gedragen en wees een inspiratiebron.
Zichzelf kunnen zijn: Kinderen mogen geen verantwoordelijkheden dragen die niet bij hun leeftijd passen. Geef hen de vrijheid om kind te zijn.
Regelmaat: Een vaste structuur geeft houvast, rust en veiligheid. Dit is extra belangrijk in tijden van onrust of problemen.
Materiële basis: Praktische zorg en materiële zaken zoals voeding, kleding en een veilige woonomgeving zijn essentieel.
Door deze elementen samen te brengen, creëer je een omgeving waarin kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen en zich gesteund voelen.
De babytijd (0–1 jaar): Onzichtbare pijn
Finn werd geboren in een gezin waar zijn moeder worstelde met depressie na de bevalling, gecombineerd met een alcoholverslaving. Als baby huilde Finn veel, maar zijn moeder was vaak emotioneel afwezig. Ze voerde de verzorging uit op de automatische piloot en miste subtiele signalen van Finn’s behoeften. Hij lachte zelden en leek apathisch. Zijn grootmoeder merkte op dat hij nauwelijks aankwam in gewicht, maar zijn moeder wuifde dit weg, zeggende dat Finn een “moeilijke eter” was. Niemand besefte hoe onveilig Finn zich voelde in zijn vroege levensjaren.
De peutertijd (1–3 jaar): Terugtrekken in stilte
Op tweejarige leeftijd begon Finn minder te spelen. Hij klampte zich vaak vast aan zijn vader als die thuis was, of bleef stil in een hoekje zitten. Soms bonkte hij met zijn hoofd tegen de muur als hij gefrustreerd was, wat zijn ouders afschreven als “een fase”. De stress thuis – veroorzaakt door de spanningen rond zijn moeders verslaving – zorgde ervoor dat hij moeite had met eten. Hij verslikte zich regelmatig omdat hij haastig at, bang dat iemand zijn eten zou afpakken. Zijn moeder was vaak geïrriteerd en reageerde fel wanneer Finn druk gedrag vertoonde. Hierdoor trok hij zich steeds meer terug.
De kleutertijd (4–6 jaar): Verlies van vertrouwen
Toen Finn vier werd, begon hij op de basisschool. Hij sprak weinig over thuis, bang dat hij iets verkeerd zou zeggen. Zijn juf merkte op dat Finn moeite had met sociale interacties. Hij sloot zich vaak af en speelde nauwelijks met leeftijdsgenootjes. Thuis had Finn vaak driftbuien. Hij gooide speelgoed door de kamer en scheurde behang van de muur. Zijn ouders maakten hier ruzie over, wat Finn alleen maar angstiger maakte. Hij kreeg nachtmerries en wilde vaak niet naar bed, uit angst alleen gelaten te worden.
De basisschooltijd (6–12 jaar): Schuld en schaamte
In groep 4 veranderde Finn’s gedrag opnieuw. Hij was extreem stil in de klas en haalde goede cijfers, maar vertoonde thuis opstandig gedrag. Hij vertelde zijn leraar dat hij bang was dat zijn moeder iets zou overkomen. Zijn vader werkte lange dagen, en Finn voelde zich verantwoordelijk voor zijn moeder. Hij probeerde haar op te vrolijken, maar voelde zich steeds schuldig als dat niet lukte. Finn dacht vaak: “Als ik beter mijn best doe, zal mama blijer worden.”
De puberteit (12–18 jaar): Een dubbele last
In de middelbare schooltijd zorgde Finn voor zijn jongere zusje, omdat zijn moeder steeds vaker afwezig was. Hij lette op haar huiswerk, maakte eten, en zorgde dat zij op tijd naar school ging. Finn had weinig tijd voor zichzelf en voelde zich vaak uitgeput. Hij spijbelde regelmatig en vond het moeilijk om vrienden te maken. Wanneer docenten vroegen waarom hij vaak afwezig was, vertelde Finn dat hij zich niet lekker voelde. Hij was bang om over de problemen thuis te praten, uit schaamte en loyaliteit naar zijn moeder.
De jongvolwassenheid (18+ jaar): Het loslaten
Op zijn negentiende ging Finn op zichzelf wonen. Hij wilde een nieuw leven beginnen, maar worstelde met gevoelens van schuld en angst. Hij bleef denken aan zijn moeder en voelde zich een verrader omdat hij niet meer thuis woonde. Finn merkte dat hij het moeilijk vond om relaties aan te gaan; hij vertrouwde anderen niet snel. Op een dag vertelde een vriend hem: “Je hoeft niet alles alleen te doen.” Die opmerking bracht Finn ertoe hulp te zoeken bij een therapeut. Langzaam begon hij in te zien dat hij geen schuld droeg voor de situatie thuis en dat hij recht had op zijn eigen leven.
Het verhaal van Finn laat zien hoe verschillende signalen en gedragingen zich kunnen ontwikkelen in de loop van het leven, afhankelijk van de omstandigheden. Van het gebrek aan hechting in de babytijd tot de last van verantwoordelijkheid in de puberteit, elke fase bracht nieuwe uitdagingen. Finn’s reis laat ons zien hoe belangrijk het is om vroeg in te grijpen, signalen te herkennen en ouders en kinderen te ondersteunen.
Wenselaar, L. (2015). Werkboek voor ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen en hun kinderen: Verbeteren van de ouderrol
Bronvermelding:
Wenselaar, L. (2015). Integrale hulpverlening aan ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen en hun kinderen: Een praktisch handboek voor de hulpverlener. Bohn Stafleu van Loghum. https://doi.org/10.1007/978-90-368-0935-1
Wenselaar, L. (2015). Werkboek voor ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen en hun kinderen: Verbeteren van de ouderrol. Bohn Stafleu van Loghum.
Wenselaar, L. (2015). Werkboek voor kinderen en jongeren van ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen: Op weg naar een betere toekomst. Bohn Stafleu van Loghum.